Trauma en hersenstructuren

 

Trauma en hersenstructuren

Een grote vraag bij trauma is hoe het nou komt dat voor de één van een nare gebeurtenis wel traumatiserend blijkt te zijn, en dat een vergelijkbare, of zelfs precies dezelfde gebeurtenis, voor iemand anders geen blijvend trauma oplevert. Ook over hoe een trauma ontstaat lopen de meningen uiteen. Net zoals de meningen uiteen lopen over wat het belangrijkste aspect is van een traumatische ervaring, en daarmee ook wat de beste oplossingsstrategie is bij de behandeling van trauma.
Bij de vraag waarom dezelfde gebeurtenis niet voor iedereen traumatiserend is heeft onderzoek aanwijzingen gegeven dat een deel van het antwoord ligt in dat het niet zozeer gaat om de feitelijke gebeurtenis, maar meer om hoe dit op de desbetreffende persoon over is gekomen, hoe dit geïnterpreteerd is en welke betekenis hieraan gegeven is.

Hersenstructuren en vecht/vlucht/bevries reacties
Hoe iets op je overkomt en met name de interpretatie en betekenisgeving worden deels aangestuurd door de zogenaamde ‘hogere’ hersenstructuren. Dit zijn de evolutionair meest recentelijk ontwikkelde delen van het zenuwstelsel. Deze hersenstructuren liggen in de neocortex. De meeste ‘verstandelijke’ processen vinden plaats in de neocortex. Hier ligt het centrum van bewust denken, inzichten, taal, en het overzien en uitvoeren van bewuste handelingen. Op dit niveau worden ervaringen omgezet in betekenissen waar je logisch over na kan denken. Op grond van je ervaringen weet je hoe de wereld in elkaar steekt. Of beter gezegd, je denkt te weten hoe de wereld in elkaar steekt. Vanuit de neocortex wordt geprobeerd om je bewuste handelen aan te sturen zodat je succesvol kan functioneren in de wereld. Deze processen worden top-down regulatie genoemd omdat de aansturing vanuit een overzicht en een hogere perspectief plaats vindt. De ‘taal’ van dit systeem is gedachten en woorden.

Behalve de ‘hogere’ hersengebieden in de neocortex, hebben ook twee evolutionair oudere hersengebieden een belangrijke rol bij hoe een situatie op iemand over komt en hoe deze situatie verder geïnterpreteerd wordt. Dit zijn het limbisch systeem, wat ook wel het zoogdierbrein wordt genoemd, en het zogenaamde ‘reptielenbrein’. Bij traumatische gebeurtenissen wordt vanuit deze systemen een inschatting gemaakt in hoeverre de gebeurtenis of omstandigheden mogelijk levensbedreigend zouden kunnen zijn. Als een situatie als mogelijk levensbedreigend wordt ingeschat dan volgt hierop direct een reflexmatige reactie die gericht is op het overleven van de situatie. Hiervoor wordt, ook weer reflexmatig, dus zonder dat hier over wordt nagedacht, een keuze gemaakt uit vier verschillende gedragingen.
Vluchten, met de bedoeling dat je voldoende weg gaat uit de situatie waardoor je weer in veiligheid raakt. Vechten, met als bedoeling dat je het gevaar verslaat en voldoende afschrikt zodat je weer in veiligheid bent, of in verwarring brengt zodat je extra tijd hebt om te vluchten. Bevriezen, waarbij je verstijft en niet meer kan bewegen, en het gevaar je mogelijk niet meer ziet en weg gaat. Hierbij is gebleken dat veel predatoren gericht zijn op bewegende prooi. Niet meer bewegen kan dan adaptief zijn als vluchten of vechten geen goede opties lijken te zijn. De laatste verdedigingsstrategie bij mogelijk levensgevaar is in elkaar storten. Hierbij verslappen je spieren en zak je in elkaar. Predatoren blijken soms niet meer geïnteresseerd te zijn in een prooi die plotseling ‘dood’ neergevallen is en zullen zo’n prooi meestal niet meer dood maken. Hierdoor komt er soms een mogelijkheid om te overleven doordat een predator deze prooi laat liggen.

Het zoogdierbrein en het reptielenbrein sturen direct de vier verdedigingsreflexen bij gevaar aan. Terwijl deze reflexen uitgevoerd worden gaat er ook een informatiestroom naar de neocortex. Hier wordt deze verder geïnterpreteerd en wordt er betekenis gegeven aan de ervaring. Het zoogdierbrein en het reptielenbrein hebben als taal emoties en lichaamssensaties. De processen vanuit het zoogdierbrein en het reptielenbrein worden bottom-up regulatie genoemd.

Top-down en bottom-up 
Trauma behandeling kan bestaan uit top-down gerichte therapie, bottom-up gerichte therapie, of uit een balans tussen top-down en bottom-up verwerking van trauma. 
Top-down verwerking betrekt de neocortex (het nieuwste deel van het brein waar alle verstandelijke processen plaatsvinden) via bijvoorbeeld psycho-educatie en cognitieve interventies die emotionele stress helpen te reguleren. 
Praten over trauma, het identificeren van negatieve gedachtenpatronen, het cultiveren van hulpbronnen zoals positieve gedachten en beelden zijn voorbeelden van top down strategieën. Cognitieve gedragstherapie (CGT) is een voorbeeld van een overwegend top-down gerichte therapievorm. 
Bottom-up verwerking richt zich op het betrekken van de diepere breinstructuren (het zoogdierenbrein en het reptielenbrein) door de aandacht te richten op de taal van deze hersenstructuren, lichaamssensaties en emoties. Hiermee wordt de inhoud van traumatische herinneringen bereikt die is opgeslagen in het lichaam. Bottom-up strategieën focussen hierbij op emoties en lichaamssensaties terwijl de traumatische herinnering verwerkt wordt. Voorbeelden hiervan zijn bewuste ademoefeningen en het werken met lichaamsbeweging om lichamelijke ontlading te stimuleren.
Het doel van top-down en bottom-up strategieën, die gebruikt worden om je te helpen traumatische herinneringen te verwerken, is om je een nieuw gevoel van veiligheid te laten ervaren zodat je lichaam en je verstand beiden weten dat het in het heden in redelijke mate veilig is, met de daarbij overeenstemmende innerlijke overtuigingen over jezelf, anderen en de wereld. Je kunt nieuwe lichamelijke gewaarwordingen (zoals een lichamelijk gevoel van veiligheid) gebruiken om je lichaam een nieuw patroon van veiligheid aan te leren terwijl je belemmerende oude herinneringen en negatieve overtuigingen verwerkt.